En je raadt het niet

elisabeth.jpgwoensdag 02 maart 2016 20:48

Ik moest zomaar denken – terwijl ik begon te typen - aan de regel uit een kinderliedje ‘en je raad het niet, en je raadt het niet...’. Het heeft geen enkel verband met wat ik wil schrijven of waar de raadsvergadering van 1 maart over ging. Ik dacht aan Raad en vervolgens aan de regel uit het liedje.

Maar misschien kom ik er al schrijvend achter dat er wel degelijk een verband is.

Gisteravond is er een groot deel van de raadsvergadering gesproken of we vluchtelingen een plek kunnen geven in onze gemeente Krimpenerwaard.

Dat we meer statushouders een plek gaan geven stond voor elke partij vast, zeker als dat niet ten koste gaat van de eigen inwoners. Die boodschap had het College in oktober goed in de oren geknoopt en daar in het rapport rekening mee gehouden.

We gaan statushouders, mensen die legaal in Nederland mogen blijven een plek geven in onze samenleving. Hoezee, goed gedaan van ons. Kijk ons eens ons beste beentje voor zetten.

Mensen die al jaren in een AZC hebben gewoond krijgen eindelijk de kans om hun leven op te pakken en hun steentje bij te dragen aan de maatschappij. Want dat willen ze heel graag.

Maar waar het gisteren eigenlijk over ging was over vluchtelingen. Vlucht-e-lingen! Mensen op de vlucht dus. Op de vlucht voor hun leven wel te verstaan. Op de vlucht voor mensen die hen niet zien zitten. Ze geven hun huis op, slopen hun spaarrekening en stappen met hun gezin in een wankel bootje. Biddend en hopend dat ze aankomen op de plek waar ze wél gezien worden.

Wat is het dan schrijnend dat we in ons land, en in onze eigen gemeente, zo snel geneigd zijn om te zeggen: ons niet gezien. We verwachten onrust, we verwachten verkrachtingen, aanrandingen, ellende en misère, dus nee, er is geen plek. Eigen volk eerst.

En ja, dat mag je denken en dat mag je zeggen. Die vrijheid hebben we. Maar is dat waar we als mensen toe geroepen zijn? Opkomen voor je eigen hachje?

9 februari hield Jesse Klaver een gloedvol betoog als het gaat over hoe hij vindt dat wij als Nederland, als Europa met de vluchtelingen zouden moeten omgaan. Hij zegt daarin onder andere ‘Het wordt tijd dat Nederland weer zijn menselijke kant laat zien. En gelukkig hebben we die menselijke kant. Dat blijkt uit al die vrijwilligers (70.000) die zich vorig jaar hebben gemeld bij de vluchtelingenorganisaties’.

Die menselijke kant in ons wordt aangeboord als ons hart wordt aangeraakt.

Een half jaar geleden werd het hart van ons allemaal aangeraakt door een jongetje met een blauw broekje en een rood shirt. Toen stonden we allemaal stil. Toen werden we ons goed bewust van de ellende die zich afspeelt in b.v. Syrië en realiseerden we ons: hier moet iets gebeuren.

Wij zijn als Nederlanders een pragmatisch volk. Doeners. Nuchter. Niet lullen maar poetsen. Maar als het om de ellende van vluchtelingen gaat wordt er wel erg veel gepraat, geprotesteerd en heel wat minder gepoetst.

Laten we toch niet de beelden van mensen op de vlucht, mensen die geen veiligheid en geen thuis meer kennen, die hun kinderen proberen een toekomst te geven, wegredeneren met cijfers en veronderstellingen. Laten we ons hart laten spreken en met elkaar zeggen wat Jesse Klaver zei: ‘Wij kunnen dit aan, maar het zal niet gemakkelijk worden’.

Ik zie ze voor me, de kindertjes die een plekje krijgen in onze gemeenschap. Die met leeftijdgenootjes op school en in een AZC onze kinderliedjes leren zingen ‘In de maneschijn, in de maneschijn, klom ik op een trapje door het raamkozijn. En je raadt het niet, nee je raadt het niet.....’

Nee, wij kunnen niet raden hoe zij zich voelen en wat zij achter hebben moeten laten. Wij weten wel wat we kunnen doen: hen perspectief bieden, hen weer laten dromen. Gewone kinderdromen over een vogel, een vis en een duizendpoot die schoenenpoetser is.

« Terug